De vallei van de Loire
Continent: | Europa |
Land: | Frankrijk |
Route: | Fontenay-aux-Roses – Amboise – Langeais – Villandry – Azay-le-Rideau – Loches – Chenonceau – Chambord – Châteaudun – Chârtres – Fontenay-aux-Roses |
Afgelegde afstand: | 750 km |
Datum vertrek: | 24/03/2002 |
Datum aankomst: | 26/03/2002 |
Aantal dagen: | 3 |
Zondag om een uur of elf op ons gemak vertrokken. Het weer zat duidelijk mee. Stralend zonnetje en wij dus op weg naar de Loire-streek om daar een paar fraaie kastelen te gaan bezichtigen. Nog geen tien minuten later waren we al weer onze weg kwijt omdat de oprit van de door ons gezochte snelweg, weer op z’n Frans stond aangegeven. Na een kilometer of vijf omgereden te hebben, zaten we eindelijk op de snelweg richting onze eerste stop van die dag: Amboise.
Dit leuke plaatsje knal aan de oever van de Loire werd eigenlijk rond een groot kasteel gebouwd. Aangezien we er toch al een dikke 200 kilometer op hadden zitten, besloten we de innerlijke mens wat te versterken op een bankje aan de oever van de Loire. Toch een beetje fris zo recht in de wind. Na onze lunch beklommen we de weg naar het kasteel. De binnenplaats van het kasteel, dat hoog boven het dorp uittoornde, gaf een fantastisch zicht over de streek. Vanaf hier kon je ook zien hoe de overwegend stokoude huisjes zomaar kriskras door elkaar gebouwd waren. Het stratenpatroon was zo wanordelijk dat een Amerikaanse toerist bij het zien van dit labyrint zich al meteen verdwaald waande.
Na het bezichtigen van de binnenplaats, het kapelletje en een paar kamers van het kasteel, keerden we op onze schreden terug naar het dorpje en vonden het tijd worden voor een kopje koffie. In een kleine, gezellige bakkerij werd een koffie genuttigd en een stukje van de plaatselijke specialiteit: tarte-tatin met perenijs.
Hierna vervolgden wij onze reisroute op weg naar Langeais op de andere oever van de Loire. De Franse bewegwijzering nogmaals vervloekend, konden we eindelijk halt houden voor een ‘klein’ kasteeltje in het midden van Langeais. Onze reisgids vertelde ons dat de binnenkant niet echt het entreegeld waard was dus maakten we een lange wandeling om het kasteel en een deel van het achterliggende bos.
Daarna terug de auto in en de de Loire weer over richting het kasteel en de tuinen van Villandry. Oorspronkelijk stond dit plaatsje niet op onze reisroute maar na een goede tip van Carole leek het ons de kleine omweg wel waard. Toen we daar aankwamen zagen we een prachtig kasteel omgeven door een gracht, zoals dat wel vaker pleegt te zijn bij kastelen, op zijn beurt omgeven door een prachtige tuin. Tenminste dat zou het moeten zijn, maar wij waren natuurlijk weer eens te vroeg in het seizoen op bezoek gekomen. Deze tuin was echter de hele nacht toegankelijk en dus besloten we om een flinke wandeling te maken door de tuinen en het aanliggende bos.
Het was ondertussen al even na zessen en we moesten dus maar eens op weg naar onze slaapplaats. Voor het eerst in ons leven gingen we een nacht overnachten in een chambre-d’hôtes, de franse versie van een Bed & Breakfast. Op aanraden van Aline hadden we een kamertje gereserveerd in Cheillé, een gehucht van Azay-le-Rideau. We werden uiterst vriendelijk door de dochter des huizes ontvangen en naar ons kamertje geleid boven de huiskamer van het gezin. Het was een erg schattig, warm aangekleed kamertje met een botenthema. De badkamer en de douche waren ronduit schitterend, alleen het bed was veel te klein. Die kleine Fransmannetjes ook. Er lag een gastenboekje waarin we vol enthousiasme konden lezen dat het ontbijt een van de dingen was die onze voorgangers het meest wisten te waarderen.
Na een uurtje uitblazen, reden we naar Azay-le-Rideau om een hapje te gaan eten. Uiteindelijk kozen we voor restaurant ‘Le Salamandre’ waar het dagmenu bestond uit een slaatje vooraf, gevolgd door een everzwijnenragout en een dessert naar keuze. Na deze spijzen genuttigd te hebben, haasten we ons terug naar ons kamertje omdat we eigenlijk best moe waren. Toen we echter achter het huis de auto parkeerden werden we door de familie uitgenodigd om met hen een kopje thee in de huiskamer te nuttigen. Na nog wat goede tips in verband met zeker niet te missen kastelen, trokken we ons uiteindelijk terug naar ons schattige kamertje hopend daar een goede nachtrust te vinden. Helaas deden we beiden geen oog dicht in dit veel te smalle en korte bed.
De volgende ochtend werden we inderdaad getrakteerd op een fantastisch ontbijt, in een erg gezellig ingerichte eetkamer. Na ons ontbijt genuttigd te hebben namen we afscheid van dit gezin en reden we wederom het dorp in, deze keer om het kasteel van Azay-le-Rideau te bezichtigen. Het bleek om een eerder klein kasteeltje te gaan maar het lag er fantastisch bij. De zon die door de torentjes scheen toen we de oprijlaan naar het kasteel namen, gaf het geheel een sprookjesachtig iets. Het was echt een kasteeltje dat er nog uit leek te zien zoals het oorspronkelijk bedoeld was. Geen lelijke stukken die er later bijgebouwd waren, die helaas vele andere kastelen wel ontsieren. Aan weerskanten werd het omgeven door het riviertje de Indre en een prachtig parkje, waar enkele honderden jaren geleden de eerste bewoners van het kasteel verschillende exotische bomen en planten neergezet hadden. Enkele van deze nu gigantische bomen stonden er nog en dit, samen met het werkelijk stralende weer, was voor ons de reden om een wandeling door het parkje te maken. Op dat moment vonden we allebei dat dit veruit het mooiste kasteel was wat we tot nu toe hadden gezien en dit zou tijdens de rest van onze trip ook niet meer veranderen. Daarna hebben we een kijkje genomen aan de binnenkant van het kasteel. Er waren enkele mooie kamers en zalen, maar het had niet dat ietsje meer dat de buitenkant wel degelijk had.
Nu zouden we een stevige rit maken richting Loches, waar een heuse middeleeuwse site te bezichtigen viel. Daar aangekomen hadden we geen zin om ergens binnen te gaan en besloten we dus gewoon een lekkere wandeling in het zonnetje te maken door dit middeleeuwse stadsdeel. Al snel begonnen onze magen al weer te protesteren, hoewel we toch nog maar een paar uur geleden een enorm ontbijt naar binnengewerkt hadden. Toch besloten we het centrum binnen te trekken om een leuk cafeetje te zoeken. Al gauw besloten we ergens binnen te gaan waar ze een hele keuze aan salades hadden. Astrid’s sla met stukjes eend was werkelijk voortreffelijk, iets wat we eerlijk gezegd van zo’n simpele eetgelegenheid niet echt verwacht hadden.
Hierna maakten we een kleine wandeling terug naar de wagen en gingen weer op weg. Deze keer richting Chenonceau, waar, als je de locale bevolking mocht geloven, het mooiste kasteel aan de Cher (zijrivier van de Loire) stond. Een en ander had ongetwijfeld te maken met het feit dat Chenonceau een van de enige kastelen was die nog niet gerenoveerd waren en die er dus nog bijstonden als enkele honderden jaren geleden.
Een erg indrukwekkende oprijlaan ontnam ons het zicht op het grootste deel van het kasteel en naarmate wij dus verder liepen, werden er steeds meer delen van het kasteel en de omliggende tuinen aan ons onthuld. Vlak voor we op het grote plein voor het kasteel kwamen zagen we in de opgedroogde sloot nog het aandoenlijk beeld van een koppeltje zwarte zwanen, waarvan eentje het enige ei zat te bebroeden en de andere de nieuwsgierige toeristen scherp in het oog hield om zonodig een aanval uit te voeren op degene die zich te dicht bij het nest zouden begeven.
We besloten eerst een kijkje te nemen in de tuinen waar ze net druk bezig waren met het planten van vele honderden bloemen. Bij de ingang van de tuin links van het kasteel bevond zich de kanselarij. Dit huisje was echt ongelooflijk schattig. Het was gerenoveerd maar het donkerrode houtwerk paste perfect bij de oeroude stijl die het ding uitademde. Als we ooit het geld zouden hebben om zo’n huisje te kopen…
Na een keer rond de tuin gewandeld te hebben, waarbij we een goed zicht hadden op de zijkant van het kasteel, besloten we de binnenkant te bezichtigen. Chenonceau was eigenlijk een klein kasteeltje aan de oever van de Cher, maar later werd er over het water heen een brug aangelegd, waarop nog later twee verdiepingen gebouwd werden. De rondleiding door het kasteel duurde behoorlijk lang omdat praktisch het hele kasteel te bezichtigen was en bijna elke kamer zijn eigen verhaal had. De meest opvallende vertrekken waren de balzaal die een hele verdieping innam, van het deel van het kasteel dat over het water gebouwd werd. Hier werd in de Eerste Wereldoorlog een ziekenzaal ingericht en later zou het dienen als een verbinding tussen bezet gebied en het vrije land.
De keuken van Chenonceau was ook echt wel de moeite waard als men een idee wil krijgen van hoe er honderd jaar geleden gekookt werd. Werkelijk fantastisch keukengerei en een gigantische, ouderwetse stoof. Verschillende kamertjes met elk een aparte functie, zoals een bijkeuken, een slagerij, een provisiekamer en een eetkamer voor het keukenpersoneel maakten dit tot één van de meest aparte kamers van het kasteel. Verder nog een massa kamers vol pracht en praal met, zoals in vele van de kastelen in deze streek, talrijke Vlaamse wandtapijten.
Na het afsluiten van de rondleiding besloten we nog de tuin rechts van het kasteel te bezichtigen en terug te lopen naar de auto door de uitgestrekte bossen. Als men het kasteel verlaat, komt men nog langs een zeer oude toren die het plein voor het kasteel siert. Deze toren is veel ouder dan de rest van het kasteel en was tot onze verbazing omgebouwd tot een souvenirwinkeltje. Echt jammer. Na wederom een aardige wandeling kwamen we terug bij de wagen en zetten we onze reis voort naar Chambord, de laatste stop van de dag.
Dit was nog bijna honderd kilometer verder en Astrid probeerde dan maar om al een hotelletje of een chambre d’hôtes te vinden. In heel Chambord bleek één hotel te zijn en daar stond in onze reisgids geen adres bij, dat moest ons nou weer overkomen. Toen we echter in Chambord aankwamen, begrepen we dat dit geen drukfout geweest was. Chambord bleek namelijk slechts uit twee gebouwen te bestaan; één gigantisch kasteel en jawel hoor, één hotel. Helaas was het een familiehotel dat zijn beste dagen wel gehad had, zo bleek ook uit de foto’s aan de muren die getuigden van de gloriejaren. De kamer was echt ouderwets en er hing een akelig sfeertje in het hele hotel. Wel hadden we een fantastisch uitzicht op het kasteel en was het absoluut niet duur. We reserveerden meteen een tafeltje in het restaurant hoewel dit niet nodig leek in het schijnbaar verlaten, meer dan 100 kamers tellende, hotel. We besloten het kasteel de dag nadien pas te bezoeken zodat we nu de tijd hadden ons even te relaxen en wat op te frissen. We gingen naar het restaurant en bestelden snel iets te eten en tot onze verbazing was de kok des huizes, ongetwijfeld ook een familielid, een heuse haute cuisine chef. Na een snelle maar echt verrukkelijke hap, snelden we ons weer naar ons bedje alwaar we opnieuw een nachtje vergeef op de komst van Klaas Vaak zouden wachten.
’s Ochtends gingen we zonder ontbijt op pad omdat dat in het hotel wel erg duur was. We dachten in de buurt wel een bakker te kunnen vinden maar dat was dus niet het geval. Na een wandeling rond het gigantische kasteel, wat overigens niet echt mooi te noemen was, stapten we dus weer in onze wagen op weg naar onze volgende stop, Chârtres. Onderweg dachten we even te stoppen bij een bakker om iets naar binnen te werken, maar dat bleek nog niet zo evident. Slechts een uur en 80 kilometer verder, vonden we een bakker die op zondag open bleek. Na een paar goed vette, echte Franse croissants gingen we verder richting Chârtres.
Aangezien het nog redelijk vroeg was, besloten we halverwege Chârtres nog even te stoppen in het plaatsje Châteaudun, waar zich, jawel, een kasteel bevond. Helaas voor ons was het kasteel onder de middag gesloten en besloten we om maar weer een wandeling door het dorpje te maken. Ergens vonden we een leuk bankje dat over een kleine vallei uitkeek, alwaar we in gesprek geraakten over vroegere liefkes. Echt een goede babbel waar ik toch weer enkele nieuwe dingen te horen kreeg over Astrid’s vroegere lovelife. Wat is ze toch geweldig. Na een dik uur babbelen realiseerden we ons echter dat het tijd werd om weer op pad te gaan.
Eenmaal in Chârtres aangekomen, hebben we eerst een wandeling gemaakt door het centrum en hebben we een broodje en een ijsje gegeten op een bankje vlak voor de zo bekende kathedraal. Hierna hebben we natuurlijk ook een kijkje genomen in deze fantastische kerk met zijn vele, erg fraaie, glas in lood ramen.
Nu was het echt tijd om naar huis te gaan en na een verder vlekkeloos verlopen terugrit, zat onze vakantie erop. We hadden er allebei ontzettend van genoten. Het was werkelijk een goed idee geweest om deze trip te maken, overigens om ons drie jaar samen te vieren, hoewel dat pas officieel op 26 april 2002 was.