Rondtrekken in Schotland
Continent: | Europa |
Land: | Groot-Brittanië |
Route: | Leuven - (Oostende - Hull) - Edinburgh - Aberdeen - Braemar - Inverness - Fort William - Lockerbie - York - (Oostende - Hull) - Leuven |
Afgelegde afstand: | 2500 km |
Datum vertrek: | september 2000 |
Datum aankomst: | september 2000 |
Aantal dagen: | 7 |
Spannend zo’n reis naar Schotland met de auto. De eerste keer dat we met onze wagen een ferry namen. Helaas ging het al heel snel mis. Eens we op de boot stonden na een uur of anderhalf in de rij te hebben gestaan, bleek onze hut al door iemand anders ingenomen. Wij dus naar de receptie en daar zouden ze het zo snel mogelijk proberen op te lossen. Ondertussen mochten wij op hun kosten een drankje in de bar nuttigen. Nou ja, zo’n slecht begin was het dus toch niet. Na een vol uur van oproepen over de intercom, besloot onze hut-inpikker zich eindelijk bij de receptie te melden en konden wij even later onze krappe hut betrekken. Je kent ze wel een stapelbed en er naast nog een vierkante meter ruimte om je spullen te zetten. Uiteraard waren de bedden weer veel te klein voor een doorsnee gezonde Hollandse jongen, maar dat mocht de pret niet drukken.
Eenmaal in Hull besloten we snel vaart te zetten naar Edinburgh onze eerste stopplaats in onze rondreis. We hadden in België al een overnachting geboekt in een Bed&Breakfast omdat ons het veiligste leek. Helaas bleek het na de toch wel lange rit naar Edinburgh niet mee te vallen dit leuke adresje ook te vinden. Na een uur rondjes rijden vonden we het eindelijk en bleken we te gast te zijn bij een oud koppeltje dat ons een erg verzorgde kamer aanbood. Na flink uitgerust te hebben gingen we de stad in om een hapje te eten en maakten we de domme fout onze reisgids te volgen. Achteraf bleek het enige typisch schotse aan deze bar het slechte eten en de Scotch te zijn. Eens ze namelijk in de gaten hadden dat we buitenlanders waren (na een milliseconde of drie) moesten we echt eens een specialiteit proberen namelijk Whiskylikeur. Het smaakte iets beter dan gewone Whisky, maar daar was dan ook alles mee gezegd. Geen succes dus, zeker niet toen we ook nog eens een gepeperde rekening kregen. Gelijk de reisgids in een vuilnisbak achtergelaten. Wel nog een echte pint gaan drinken en dat deed ongelofelijk deugd. De stad op zich is best de moeite, maar maakte ook weer niet echt een geweldige indruk.
De volgende dag, na een gezellig en overweldigend ontbijt, gingen we op weg richting Aberdeen. Niet dat we daar veel te zoeken hadden, maar in de buurt bevond zich het sprookjesachtige Dunnottar Castle. Een oude, gigantische ruïne waarin je, of je het nu wilt of niet, je echt terug in de Middeleeuwen waande. Het was eigenlijk een klein dorp boven op een gigantische rots die pal aan de kust lag. Enkel een zeer smal pad gaf toegang tot deze burcht en daarmee was het dus een bijna onneembare vestiging. Werkelijk een prachtig uitzicht ook.
Hierna verlieten we de kuststreek en gingen we meer landinwaarts, richting Balmoral Castle, het zomerverblijf van de koninklijke familie. Helaas bleek het op dat moment van het jaar gesloten te zijn en konden we het enkel in de verte vanaf een heuvelrug zien liggen. Het was al laat en we besloten een B&B in de buurt op te zoeken. Uiteindelijk kwamen we terecht in het kleine dorpje Braemar waar we in een groot, ouderwets huis de zolderkamer kregen. Zeer charmante kamer, zoals vaak en helaas ook weer waardeloos eten die avond in een lokale gelegenheid, ik durf het bijna geen restaurantje te noemen. Na een goede nachtrust en een ontbijt geserveerd door de huisbaas in een Schotse kilt en met een overweldigend Schots accent, gingen we weer op weg richting het Noorden.
Onderweg stopten we bij de Glenfiddich stokerij. Nee we houden niet van Whisky of enig derivaat daarvan, maar het leek ons toch interessant om eens te zien hoe ze die troep eigenlijk maken. Het bleek nog een relatief kleine stokerij te zijn, waar het een paar honderd jaar geleden allemaal begonnen was. Het fraaiste was de ruimte waar al die vaten enkele decennia lagen te rusten. Er bleken echt enorm veel verschillende varianten van het goedje te bestaan en het toppunt was toch wel een vijftigjarige fles waarvoor bij het buitengaan een kleine tienduizend pond moest neergeteld worden. Wat een geld! Na wederom niet ontsnapt te zijn aan het verplichte Whisky proeven, reden we (nog nuchter want een grote plant had mijn glas Whisky te verwerken gekregen) naar Inverness, de hoofdstad van de Highlands.
Al weer vonden we een goede B&B, waar we in een groot antieke bed, compleet met het bijhorende gekraak, konden slapen. Aangezien onze centjes er wel heel snel doorheen vlogen, besloten we deze avond te gaan eten in de MacDonalds. Achteraf gezien durf ik haast te zeggen dat we de rest van de reis niet zo goed gegeten hadden, maar goed. Inverness had als hoofdstad van de Highlands natuurlijk ook een groot kasteel, wat helaas was afgesloten voor het publiek omdat er een of ander festival georganiseerd werd. Helaas voor ons was er verder in dit stadje werkelijk geen bal te zien. Uiteindelijk zijn we in een kroegje beland en hebben we wat pints naar binnen gewerkt. What else was there to do?
De volgende dag gingen we weer naar het Zuiden om Fort William te bezoeken en een ritje langs het beroemde Loch Ness te maken. Heel even hebben we ons uitgeleefd als echte toeristen en hebben we et Loch Ness museum bezocht. Het was tot onze verbazing een heel serieuze, wetenschappelijke tentoonstelling, waar zonder het letterlijk te zeggen, duidelijk gemaakt werd dat er verdorie helemaal geen monster in dat meer kon leven. Wij weer een illusie armer en om ons verdriet te vergeten, besloten we om langs het meer onze zoveelste bifi-worstjes, smeerkaas en melkbroodjes picknick te houden. De tocht langs het meer was ronduit fantastisch. Omdat we niet wilden dat dit al snel weer voorbij zou zijn, besloten we om een extra stopje in te lassen en hebben we langs het meer, op een klein kiezelstrandje, een fantastisch gesprek gehad. Helaas kon dit niet blijven duren en moesten we verder op weg naar Fort William. Die avond hadden we geslapen in een kamertje met uitzicht op een tuinschuurtje en hebben we ’s avonds behoorlijk aangeschoten, nog een fles wijn in de haven op een kade soldaat gemaakt.
We waren van plan om daar de volgende dag een flinke wandeling te gaan maken. Helaas kregen we die dag echt Schots weer en kwam er van wandelen niet veel in huis. Bovendien waren we eindelijk een beetje op de hoogte geraakt van wat er zich verder in de wereld aan het afspelen was, namelijk een nijpend brandstoftekort. Bang om onze ferry terug te missen, besloten we de wagen vol te tanken en maar ineens een flink eind richting Hull door te rijden. Uiteindelijk zijn we in het minuscule, maar zeer bekende Lockerbie blijven slapen bij een oud omaatje, die nog een heel muffe, stoffige kamer vrij had. Het sanitair leek wel vijftig jaar oud en de WC was op een klein podium, zodat het iets van een troon weg had. Nou ja?! ’s Avonds hebben we daar dan toch nog een wandelingetje kunnen maken.
Het ontbijt was weer uitstekend en we vertrokken op tijd richting York. Wat een ontzettend leuk, oud stadje. Sommige straten waren al eeuwen oud en dat gaf een heel apart sfeertje. Maar goed dat we dit toen gezien hebben, want enkele maanden later zou een deel van deze oude gebouwtjes verwoest worden bij overstromingen die zowat heel York onder water zouden zetten.
We waren mooi op tijd bij de boot en dachten dat we nu zonder veel problemen wel thuis zouden geraken, maar dat was buiten de gigantische blokkades in België gerekend. We hebben er zeven(!) uur over gedaan om van Oostende naar Leuven te geraken. Iedere keer als we weer een kleine route ontdekt hadden, stootten we even later toch weer op een blokkade. Hoe zijn we dan eindelijk toch thuis geraakt? Gewoon over de snelweg naar Brussel. Nochtans hadden ze op de radio afgeroepen dat die snelweg potdicht zat. Hoe ontzettend frustrerend. Maar goed we hadden er een fantastische vakantie op zitten en dat pakt niemand ons meer af.